MENSE RECHTEN

Gezocht: vervanger voor integriteit, t.e.a.b.

Datum: Haarlem, 12-04-2019

Auteur: Martijn Mense

Er is een onverklaarbare fascinatie van de coterie met politieke stromingen uit de eerste helft van de vorige eeuw. Een van de voormannen van zo’n stroming vatte zijn ideologie kernachtig samen in de frase: tutto nello Stato, niente al di fuori dello Stato, nulla contro lo Stato.

Liberalisme in de klassieke zin van het woord gaat over de rol van de staat en meer in het bijzonder over het beteugelen van de staat. Mense(n)rechten – ook hier in de klassieke zin van het woord – omschrijven een staatsvrije ruimte waarbinnen mensen kunnen doen en laten wat ze willen zonder daarbij op wat voor manier dan ook lastig gevallen te worden door de staat. De mogelijkheid dat andere burgers ze lastig vallen, kan hier los van gezien worden. Het gaat immers om de verhouding tussen de staat en de burger.

Die klassieke benadering lijkt te zijn verlaten. Dit proces is min of meer begonnen met de opkomst van de zogenaamde positieve grondrechten. De klassieke grond- of mensenrechten zijn negatief. Zij beschrijven iets dat de staat niet mag doen. In de Nederlandse rechtssfeer komt dat al niet zo heel goed naar voren als bijvoorbeeld: ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ vergeleken wordt met ‘Congress shall make no law respecting an establishment of religion, or prohibiting the free exercise thereof; or abridging the freedom of speech, or of the press; or the right of the people peaceably to assemble, and to petition the Government for a redress of grievances.’ Kwestie van (gebrek aan) cultuur?

Positieve grondrechten leggen een taak op de staat. Bijvoorbeeld: ‘De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid.’. Gegeven de praktische implicaties van deze taak lijkt een bepaalde spanning te zijn ontstaan met ‘Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling, een en ander naar bij of krachtens de wet te stellen voorschriften.’, maar dat laat ik hier voor wat het is.

Positieve grondrechten leggen een taak op de staat en omschrijven daarmee een ruimte die niet vrij van de staat mag zijn. Deze ontwikkeling is vermoedelijk gegrond op de gedachte dat de staat nooit een bad actor kan zijn. Die gedachte is naïef – en als we het toch over de eerste helft van de vorige eeuw hebben – gevaarlijk.

Advocaten hebben een bijzondere verhouding met de staat nu zij een soort éénpersoons staatsvrije ruimte vormen. De staat is daar begrijpelijkerwijs niet zo heel enthousiast over en probeert voortdurend die ruimte terug te dringen. Er is namelijk van alles mis binnen de advocatuur, aldus de staat. De bestaande toezichtstructuur voldeed in elk geval niet. In de Advocatenwet was dat toezicht namelijk zo geregeld dat – samengevat – advocaten zichzelf controleerden hetgeen de staat bepaald niet zinde. Om die reden is de toezichtstructuur gewijzigd en hebben met name de Dekens een actievere rol gekregen. Zij zijn nu toezichthouder in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en mogen in die hoedanigheid bestuursdwang uitoefenen. Je zou kunnen stellen dat de Dekens daarmee deel uit zijn gaan maken van het geweldsmonopolie van de staat (en daarmee deel van de staat?). Qui custodiet etc.

Helpt deze beperking van de éénpersoons staatsvrije ruimte? Waarschijnlijk net zo veel als het stopwatch toezicht in de thuiszorg. Het toezicht dat uitgeoefend wordt, bestaat voornamelijk uit het opleggen van informatieverstrekkingsverplichtingen (lees: het invullen van formulieren). Overeenkomstig de dynamiek die dit soort processen eigen is – toezichtwoeker – wordt op steeds meer punten informatie gevraagd. Zo dienen advocaten in het arrondissement Noord-Holland financiële kengetallen in te leveren, mogelijk om te controleren of een advocaat niet stiekem twee jaar geleden is gefailleerd. Wat er met die informatie gebeurt, blijft verder vaag. Op papier ziet het er in elk geval goed uit.

Die papierwinkel mag de staat uiteraard niets kosten want ook positieve grondrechten kennen grenzen en die zijn met name financieel. Het is dus aan de advocaten zelf om dat te betalen. Dit heeft tot gevolg dat de bijdrages aan de landelijke en plaatselijke Orde van Advocaten jaar op jaar stijgen. Waar de advocaten betalen, kan de lezer overigens ‘de cliënten betalen’ invullen. Op dit punt is de advocaat niet anders dan bijvoorbeeld de huisarts.

Hoewel de advocaten in theorie het beleid van de Orde van Advocaten kunnen sturen, valt niet direct in te zien hoe dat zich verhoudt met wettelijk opgedragen toezicht. Wel belast, niet vertegenwoordigd. Ook dat is geen onbekend beeld.

Toezicht op de advocatuur leert – net zoals toezicht op andere beroepsgroepen – één ding: er is geen vervanger voor integriteit. Iedere andere benadering, en met name de benadering die vertrouwen in de staat veronderstelt, is naïef en gevaarlijk.

Martijn Mense, advocaat te Haarlem