MENSE RECHTEN

De cliƫnt als proefkonijn

Datum: Haarlem, 20-03-2019

Auteur: Martijn Mense

Sommige mensen hebben keer op keer pech. In de zaak waar het in dit blog om gaat, hadden A. en B. een gebouw gekocht. De begane grond was in gebruik bij een schildersbedrijf. Op de verdiepingen bevond zich een woning. A. en B. wilden de begane grond betrekken bij de woning.

De uitvoering van het idee dat A. en B. hier bij hadden, bleek nogal kostbaar. In plaats van dit idee te verlaten, besloten A. en B. te gaan sleutelen aan de uitvoering. Dit is in de regel een slechte tactiek. A. en B. meenden dat met het opdelen van het werk en het opdragen van de moeilijke onderdelen aan een aannemer, zelfwerkzaamheid en het inschakelen van de bekende Oost-Europese ‘vaklieden’ een en ander wel binnen budget zou kunnen blijven.

Het eerste deel ging redelijk. A. en B. hadden uiteindelijk aannemer C. bereid gevonden de ruwbouw uit te voeren. C. had zijn twijfels bij het werk en probeerde om die reden een slag om de arm te houden met het afgeven van een prijs. Dit was dan weer een minder goed idee van C. Indien een aannemer een richtprijs afgeeft, mag hij namelijk maar tien procent van die prijs afwijken en dat is doorgaans niet voldoende ‘slag’ om uit de problemen te blijven. Om verder onduidelijke redenen noemde C. alleen B. en niet A. en B. in zijn offerte (die dan ook alleen door B. werd getekend).

Het eerste moeilijke onderdeel verliep wonderlijk genoeg zonder noemenswaardige problemen. Hoewel een onverwachte constructieve ingreep noodzakelijk bleek en de kosten als gevolg daarvan opliepen, voldeden A. en B. uiteindelijk zonder veel gedoe de facturen van C.

De Oost-Europese ‘vaklieden’ bleken een minder gelukkige keuze. Het werkonderdeel dat zij uitvoerde, deugde niet en het was ook niet op tijd af. Wat nu te doen? A. en B. namen contact op met C. om ook dit deel van het werk uit te voeren. Aangezien A. en B. veel haast hadden, kon C. geen prijs afgeven. Hij deelde mede dit werk ‘in regie’ uit te zullen voeren.

C. voerde het werk uit. Eind 2014 stuurde hij een afrekening. Daarbij bracht hij een vergoeding naar bestede tijd en gebruikt materiaal in rekening.

A. en B. die de teller nu wel heel hard op zagen lopen, verzochten C. zijn berekening toe te lichten. C. deed dat, onder meer door pakken met facturen van onderaannemers en leveranciers bij A. en B. in de bus te gooien.

Begin 2015 gaven A. en B. te kennen dat zij de rekening van C. te hoog vonden. Zij boden aan ongeveer een / vijfde van de afrekening te voldoen waarmee het dan afgelopen moest zijn.

C. was hier niet erg enthousiast over. Hij gaf de vordering uit handen aan een gerechtsdeurwaarder. Op aanmaning van de gerechtsdeurwaarder begonnen A. en B. in juli 2015 uit een ander vaatje te tappen: van het werk dat C. had uitgevoerd deugde niets. Broddelwerk, aldus een deskundige, die het werk buiten aanwezigheid van C. had onderzocht.

Uitermate lang verhaal kort: de rechtbank oordeelde dat B., die als enige zonder discussie aan te wijzen contractspartij in rechte werd aangesproken door C., de eindafrekening moest betalen. B. was er - samengevat - niet in geslaagd duidelijk te maken dat C. een onredelijke prijs voor zijn werk in rekening bracht. Het gerechtshof bekrachtigde dat oordeel in beroep.

Het gerechtshof oordeelde ten aanzien van B.’ s tamelijk uitgesponnen betoog over de ondeugdelijkheid van het door C. uitgevoerde werk, dat C. niet in verzuim was geraakt omdat B. hem (ten onrechte) niet in gebreke had gesteld. Alle door B. in beroep geponeerde (inhoudelijke en met rapporten gestaafde) stellingen over de ondeugdelijkheid van het door C. geleverde werk of diens werkwijze konden om die reden onbesproken blijven. De deskundigenrapporten die aldus zonder veel omhaal door het gerechtshof naar de prullenbak werden verwezen, hadden duizenden euro’s gekost, zo bleek uit de voor B. ingestelde vorderingen

Was er dan geen gelegenheid om C. in gebreke te stellen? Meer dan genoeg. De zaak heeft namelijk meer dan vier jaar geduurd. Had B. de moeite genomen om in plaats van in beroep ongeveer zestig bladzijden te besteden aan wat er allemaal niet deugde aan C. (en zijn werk) een paar jaar eerder een briefje te sturen met het vriendelijke doch dringende verzoek de manco’s die volgens A. en B. aan het werk kleefden te verhelpen dan had de zaak er mogelijk anders uit gezien.

Verzuim is een scharnierpunt in het verbintenissenrecht, onder meer waar het op schadevergoeding aan komt. Mist verzuim dan snijdt dat de weg naar een aanzienlijk deel van de mogelijke vorderingen en bevoegdheden die een partij zou kunnen hebben af. Wat met name opmerkelijk was in deze zaak was de enorme hoeveelheid tijd, moeite en niet in de laatste plaats papier die in de procedure gestoken werd – met name in beroep – in het licht van het ontbreken van bedoeld briefje. Als A. en B. zich een stage-proefkonijn hebben gevoeld, is dat gevoel waarschijnlijk niet geheel zonder grond.

Het arrest is gepubliceerd, zie http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2019:481.

Martijn Mense, advocaat te Haarlem